Zoek Sitemap   
English    
Afzender
Radboud UniversiteitFaculteit der NWIBiologieHOMEWEBMODULESHet  blad > Verscheidenheid

Verscheidenheid

Tussen bladeren van verschillende plantensoorten bestaat een grote verscheidenheid in zowel bladvorm (morfologie) als bladopbouw (anatomie).
 
verscheidenheid
 

Verscheidenheid: monocotyl versus dicotyl

Op basis van o.a. morfologische en genetische kenmerken zijn planten in taxonomische groepen ingedeeld. Zo is de orde van de bloemplanten (Angiospermae) onderverdeeld in éénzaadlobbigen, oftewel monocotylen of Monocotyledoneae en tweezaadlobbigen oftewel dicotylen of Dicotyledoneae. Meer over bladeren van monocotylen (voorbeelden: mais, papyrus en yucca) en van(dicotylen; voorbeelden: klimop en sering).
 
Blad: monocotylen versus dicotylen
Mais
Papyrus
Yucca brevifolia
Monocotylen:
mais
papyrus
yucca (Yucca brevifolia)
De siernetel
Bladeren klimop
De sering
Dicotylen:
siernetel
klimop
sering

 

Suggesties voor opdrachten over de verscheidenheid in structuur bij bladeren:

  1. Vergelijk de bouw van een blad van mais (Graminea) als voorbeeld van een monocotyl met die van de sering (Oleaceae) als vertegenwoordiger van een dicotyl.
  2. Maak een werkstuk over de morfologische en anatomische verschillen tussen de bladeren van éénzaadlobbige (monocotyle) en tweezaadlobbige (dicotyle) planten. Gebruik hiervoor de pagina's onder de links monocotyl, dicotyl en aanleg blad
  3. Beschrijf de overeenkomsten en verschillen in bladanatomie en morfologie tussen tussen twee monocotyle planten: mais en yucca. Maak bijvoorbeeld een overzichtstabel en leg uit in welke klimaatszone je elke van twee soorten zou verwachten. Informatie hiervoor kun je halen uit de klikbare plaatjes onder de link Monocotyl.
  4. Maak een overzichtsposter van de verschillen in bladopbouw naar klimaat/milieutype. Gebruik hiervoor de pagina's onder de links vanaf Milieu aanpassingen tot en met Ondergedoken waterplanten


 

Verscheidenheid: aanpassingen aan het milieu en het klimaat

Naast hierboven genoemde taxonomische verschillen heeft zich in planten een ontwikkeling voorgedaan waardoor de anatomie van de bladeren aanpassingen vertoont aan bepaalde klimaattypen of zelfs aan een specifieke leefmilieu. De abiotische (niet aan leven gebonden) factoren, bijv. temperatuur, luchtvochtigheid, bodemgesteldheid en ultraviolette straling variëren sterk afhankelijk van de plaats op aarde en de tijd van het jaar. Je kunt je wel voorstellen dat een moerasplant in de wintertijd andere strategieën nodig heeft om te overleven dan een woestijnplant in de zomermaanden, om even twee extremen te noemen. Om essentiëele functies zoals fotosynthese en intern transport van water en voedingsstoffen op gang te houden vertonen planten specifieke aanpassingen. Ook hebben veel soorten speciale middelen ontwikkeld om zich te weren tegen vraat en om de schade van andere nadelige biotische factoren te beperken.
 
In de volgende pagina's gaan we de volgende groepen nader bekijken:
 
Type bladeren en milieu omstandigheden
Bladeren met zogenaamde mesomorfe kenmerken vindt men in plaatsen met een gematigd klimaat met een regelmatige neerslag. Voorbeelden van planten met zulke bladeren zijn de sering (plaatje) en petunia.
Meer over bladeren van mesomorfe planten.
Sering
Xeromorfe (Gr. Xeros = droog; Gr. Morf = vorm) soorten kunnen leven in een zeer droog milieu. Deze planten zijn vaak aangepast aan sterke zonnestralen, grote temperatuurwisselingen en uiteraard periode van droogte. Ze kunnen nog met hun -soms diepe- wortels voldoende water opnemen. Een voorbeeld hiervan is de Mediterrane oleanderstruik
Meer over bladeren van xeromorfe planten.
Blad oleander
Succulenten of vetplanten treft men meestal aan in gebieden met een woestijnklimaat, waar de regenval gering is en geconcentreerd over korte perioden. Deze planten nemen na een regenbui veel water op die ze in hun bladeren en/of stengels opslaan. Bijvoorbeeld: Crassula ovatum.
Meer over bladeren van succulenten.
Bladeren Crassula sp.
Hygromorfen (hygros = water; morf = vorm) groeien bij voorkeur op zeer natte bodem in een schaduwrijke omgeving met een hoge luchtvochtigheid waar altijd voldoende water aanwezig is. Voorbeeld van zo'n plant is de egelboterbloem (Ranunculus flammula).
Meer over bladeren van hygromorfe planten.
Egelboterbloem
Sommige hogere planten drijven op het wateroppervlakte, zoals de waterlelie (Nymphea alba).
Meer over bladeren van drijvende planten.
Bladeren waterlelie
Andere waterplanten zijn helemaal ondergedoken, bijvoorbeeld de waterpest (Elodea canadensis)
Meer over bladeren van onderwaterplanten.
Bladeren waterpest

laatst aangepast: 14 okt 2011